log uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • log uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitloggen

log uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitloggen
    • Ik log uit. 
  2. gebiedende wijs van uitloggen
    • Log uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitloggen
    • Log je uit? 


Gangbaarheid