ligt vast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ligt vast
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vastliggen

ligt (...) vast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastliggen
    • Jij ligt vast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastliggen
    • Hij ligt vast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vastliggen
    • Ligt vast!