liefje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lief·je
enkelvoud meervoud
naamwoord lief lieven
verkleinwoord liefje liefjes

Zelfstandig naamwoord

liefje o dim. tant.

  1. persoon waarmee men amoureuse betrekkingen aanknoopt
    • Hij had een afspraakje met zijn liefje. 

Zelfstandig naamwoord

het liefjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord lief

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be