lexicaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lexi·caal
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘m.b.t. de woordenschat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1887 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lexicaal lexicaler lexicaalst
verbogen lexicale lexicalere lexicaalste
partitief lexicaals lexicalers -

Bijvoeglijk naamwoord

lexicaal

  1. (taalkunde) betrekking hebbend op de woordenschat
    • Een lexicaal gat is een woordbetekenis die niet in een bepaalde taal voorkomt. Veel mensen denken dat computer een lexicaal gat is in het Nederlands maar dat is niet zo rekenaar zou een goede vertaling kunnen zijn. 

Gangbaarheid

54 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen