leugenachtig
Uiterlijk
- leu·gen·ach·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | leugenachtig | leugenachtiger | leugenachtigst |
verbogen | leugenachtige | leugenachtigere | leugenachtigste |
partitief | leugenachtigs | leugenachtigers | - |
leugenachtig
- (van persoon) geneigd om veel te liegen.
- leugens bevattend
- Een leugenachtig antwoord.
- De persoon die in die tijd het dichtst in de buurt van Trump nu kwam was George Wallace, een racist en aanhanger van segregatie, zij het nog altijd minder grof en leugenachtig dan de huidige gekozen president.[1]
- Het woord leugenachtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leugenachtig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ www.nrc.nl (12 feb 2025)
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be