Naar inhoud springen

lehne

Uit WikiWoordenboek
  • leh·ne

lehne

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lehnen
  2. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van lehnen
  3. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van lehnen
  4. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van lehnen


lehne

  1. lenen
  2. uitlenen


lehne

  1. lenen
  2. uitlenen


  • IPA: /lɛɦnɛ/
  • leh·ne

lehne

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het perfectieve werkwoord lehnout