leer af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- leer af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afleren |
leer af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afleren
- Ik leer af.
- gebiedende wijs van afleren
- Leer af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afleren
- Leer je af?
Gangbaarheid
- Het woord leer af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.