lasapparatuur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • las·ap·pa·ra·tuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lasapparatuur
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de lasapparatuurv

  1. toestel dat men nodig heeft bij het lassen
     Bij een groothandel voor lasapparatuur in Alblasserdam heeft een grote brand gewoed. Het bedrijfspand is compleet verwoest. Volgens een woordvoerder van de brandweer zijn er voor zover bekend geen slachtoffers.[1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 7 maart 2024 Weblink bron “Grote brand verwoest bedrijf in Alblasserdam” (25 oktober 2016, 18:21), NOS