laisser-faire
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lais·ser-fai·re
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | laisser-faire | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het laisser-faire o
- het mensen vrijlaten in hun doen en laten
- ▸ Groot van vertrouwen, klein in daadkracht: de laat-maar-waaien manager denkt dat zijn personeel mans genoeg is om de tent te runnen. Managers die supporter zijn van ‘laisser faire’ geven dus veel vrijheid aan werknemers en laten de dagelijkse gang op zijn beloop.[1]
- ▸ In de rijpingstheorieën van bijvoorbeeld Neill en Rogers draait het geheel om het kind, en dit leidt tot een ”laisser faire, laisser passer”-benadering van de leerlingen.[2]
- (economie) een in de economie gebruikelijke uitdrukking voor de vrijheid van productie en (handels)verkeer
Synoniemen
- [1] laat maar waaien, losheid
Gangbaarheid
- Het woord laisser-faire staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Leo van Marrewijk“Welk type baas heb jij? (en hoe ga je daarmee om?)” (11-11-2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Opvoeden tot verantwoordelijk handelen” (19 oktober 2007), Reformatorisch Dagblad