kwispedoor
Uiterlijk
- Geluid: kwispedoor (hulp, bestand)
- kwis·pe·door
- Leenwoord uit het Portugees, in de betekenis van ‘spuwpotje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1672 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwispedoor | kwispedoors kwispedoren |
verkleinwoord | kwispedoortje | kwispedoortjes |
- een pot bestemd voor het opvangen van sputum
- In China is een kwispedoor heel gewoon.
- Het woord kwispedoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kwispedoor" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kwispedoor" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be