Naar inhoud springen

kuch

Uit WikiWoordenboek
  • kuch
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord kuch kuchen
verkleinwoord kuchje kuchjes

[A]dekuchv/m

  1. korte hoest
    • Het lijkt een faux pas. Een kuchje op het verkeerde moment. ‘Sorry’, zegt het kamermeisje Abigail (Emma Stone) als de explosieve koningin Anne (Olivia Colman) haar vinnig aankijkt. ‘Ik denk dat ik een koutje heb gevat toen ik gisteren de kruiden plukte tegen uw jicht.’ [5] 
    • Mevrouw Van Raat bleef haar steeds bezorgd aanzien, want met Eline's grotere opgewektheid was tevens haar kuch terug gekomen, een dof krijsende kuch, die zich uit haar keel scheen op te wringen. [6]

[A] kuch

  1. (informeel) (gebruikt om ironie te markeren; de spreker wil eigenlijk het tegendeel beweren van wat hij zegt)
    • Na haar indrukwekkende zangprestatie *kuch*, bleef het stil achter de jurytafel. 
vervoeging van
kuchen

[A] kuch

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kuchen
    • Ik kuch. 
  2. gebiedende wijs van kuchen
    • Kuch! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kuchen
    • Kuch je? 
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord kuch -
verkleinwoord - -

[B]hetkucho

  1. (militair) lang houdbaar brood, gebruikt als voedsel voor soldaten
    • Een bekend soldatenlied uit de 20ste eeuw is ‘Rats, kuch en bonen; dat is het soldatendiner’. [7]
94 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[8]