krottig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krot·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van krot met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen krottig krottiger krottigst
verbogen krottige krottigere krottigste
partitief krottigs krottigers -

Bijvoeglijk naamwoord

krottig [1]

  1. vervallen, niet goed onderhouden met name van gebouwen
    • Het leven speelt zich grotendeels langs de doorgaande weg af. De ene na de andere sari sari-shop, ietwat krottige huiskamersupermarktjes, bevindt zich aan de rand van het asfalt waar iedereen langsloopt, kindertjes spelen en het verkeer voorbij raast. [2] 
    • Het allerbekendst is Höller geworden met zijn suisbuizen. Al in 1998 zag ik de eerste twee glijbanen van zijn hand in een toen nog krottig Berlin-Mitte. Op de eerste Berlijnse Biennale – die tamelijk veel brave kunst toonde – stak Höller met kop en schouder boven zijn kunstmakkers uit omdat hij zich zo onbekommerd van niemand iets aantrok. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf 22 okt. 2014 Eilandenrijk
  3. NRC Lucette ter Borg 12 februari 2010 Knerpend ruimteschip
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be