krijg beet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krijg beet
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
beetkrijgen

krijg (...) beet

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beetkrijgen
    • Ik krijg beet. 
  2. gebiedende wijs van beetkrijgen
    • Krijg beet! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beetkrijgen
    • Krijg je beet?