krabbelt terug

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krab·belt te·rug
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugkrabbelen

krabbelt terug

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugkrabbelen
    • Jij krabbelt terug. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugkrabbelen
    • Hij krabbelt terug. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van terugkrabbelen
    • Krabbelt terug! 


Gangbaarheid