koersdag
Uiterlijk
- koers·dag
- samenstelling van koers zn en dag zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koersdag | koersdagen |
verkleinwoord |
de koersdag m
- (wielrennen) dag waarop een wielerwedstrijd wordt verreden
- ▸ Barry Markus, ook van Vacansoleil, kneep op de tiende koersdag na veertig kilometer vrijwillig in de remmen. De 22-jarige sprinter debuteerde in een grote ronde, maar kon geen rol van betekenis spelen.[1]
- ▸ "Hier heb ik vijf jaar op gewacht", zei de Belg, die vanwege een knie-operatie pas zijn achttiende koersdag van het seizoen beleefde." Ik dacht: als ze terugkomen, komen ze terug, maar ik wilde achteraf geen spijt hebben. Het zag er misschien niet uit, maar het ging wel hard."[2]
- Het woord koersdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “De Gendt uit Vuelta gezet” (02-09-2013), NOS
- ↑ Weblink bron “Bakelants wachtte vijf jaar op zege” (30-06-2013), NOS