koel af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koel af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkoelen

koel af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkoelen
    • Ik koel af. 
  2. gebiedende wijs van afkoelen
    • Koel af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkoelen
    • Koel je af? 


Gangbaarheid