koek aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koek aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aankoeken

koek aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankoeken
    • Ik koek aan. 
  2. gebiedende wijs van aankoeken
    • Koek aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankoeken
    • Koek je aan? 


Gangbaarheid