koddig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kod·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘grappig’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
  • Afgeleid van kodde met het achtervoegsel -ig.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen koddig koddiger koddigst
verbogen koddige koddigere koddigste
partitief koddigs koddigers -

Bijvoeglijk naamwoord

koddig

  1. grappig, lachwekkend
    • De kleuter maakte een koddige indruk. 

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Afrikaans

Bijvoeglijk naamwoord

koddig

  1. koddig
    «Muisvoëls is besonders, koddig en sosiaal.[1]»
    Muisvogels zijn bijzonder, koddig en sociaal.

Verwijzingen