knoeper

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  knoeper    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• knoe·per

Woordherkomst en -opbouw

• klanknabootsing van knoert, knoest

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	knoeper	knoepers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de knoeper m

1. iets dat enorm groot is

   ▸ Bij het diadeem hoort eigenlijk nog een knoeper van een diamant - een steen die Willem III in de zeventiende eeuw aanschafte voor zijn vrouw, Mary II van Engeland.

• knoeperd, joekel

Gangbaarheid

• Het woord knoeper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knoeper" herkend door:

71 %	van de Nederlanders;
22 %	van de Vlamingen.