klaart uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klaart uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitklaren

klaart (...) uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitklaren
    • Jij klaart uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitklaren
    • Hij klaart uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitklaren
    • Klaart uit! 

Gangbaarheid