kimchi

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Een schaaltje kimchi.
Uitspraak
Woordafbreking
  • kim·chi
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kimchi -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kimchim

  1. (kookkunst) Koreaanse groentenschotel bestaande uit gefermenteerde aangemaakte kool of andere groente
     Belderink verheugt zich overigens ook op nieuwe smaken. „We gaan in 2022 de Koreaanse keuken verder ontdekken. Kimchi, gefermenteerde kool, zie je al in sommige supermarkten. Er komt vast meer.”[1]
     Het is echt leuk om zelf kimchi te maken.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 14 februari 2022 Weblink bron
    Martine Kamsma
    “Kimchi, stoofgerechten uit blik en alcoholvrije tequila: dit wordt het eten van 2022” (6 januari 2022) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 14 februari 2022 Weblink bron
    Hassnae Bouazza
    “Kimchi” (16 juli 2021) op nrc.nl op Wikipedia