kien
Uiterlijk
- kien
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘pienter’ voor het eerst aangetroffen in 1969 [1] [2] [3] [4]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kien | kiener | kienst |
verbogen | kiene | kienere | kienste |
partitief | kiens | kieners | - |
kien
vervoeging van |
---|
kienen |
kien
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord kien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kien" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "kien" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kien op website: Etymologiebank.nl
- ↑ kien op website: Etymologiebank.nl
- ↑ kien op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 91 %
- Prevalentie Vlaanderen 59 %