kerstblues
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kerstblues (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kerst·blues
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerstblues | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (kerst) mistroostig gevoel wanneer de feestdagen voorbij zijn
- Met de juiste hulpmiddelen wordt een kerstblues voorkomen.