kasteelvoogd

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kas·teel·voogd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kasteelvoogd kasteelvoogden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kasteelvoogdm

  1. iemand die het beheer voert over een burcht in naam van de eigenaar
     Marcus regeert daar slechts als mijn kasteelvoogd en als hij dat niet weet, dan wordt het tijd dat hij erachter komt.[1]


Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Marion Eleanor Zimmer Bradley
    Nevelen van Avalon” op Wikipedia (1982), De Boekerij op Wikipedia, ISBN 9022529649