kasteelvoogd
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kas·teel·voogd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kasteel zn en voogd zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kasteelvoogd | kasteelvoogden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de kasteelvoogd m
- iemand die het beheer voert over een burcht in naam van de eigenaar
- ▸ Marcus regeert daar slechts als mijn kasteelvoogd en als hij dat niet weet, dan wordt het tijd dat hij erachter komt.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'kasteelvoogd' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Marion Eleanor Zimmer Bradley“Nevelen van Avalon” (1982), De Boekerij , ISBN 9022529649