kantklost
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kant·klost
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kantklossen |
kantklost
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kantklossen
- Jij kantklost.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kantklossen
- Hij kantklost.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kantklossen
- Kantklost!
- Wie kantklost vermeit zich niet in zondige ledigheid, want alleen al het vervaardigen van een centimetergroot bloemetje kost weken en is een heidens karwei. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'kantklost' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Terreehorst, P."Kantklossen behoedt voor onnutte ledigheid" in: De Volkskrant jrg. 71 nr. 20671 (25 juli 1992); p. 43 kol. 5; geraadpleegd 2018-09-29