juich toe

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • juich toe
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
toejuichen

juich toe

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toejuichen
    • Ik juich toe. 
  2. gebiedende wijs van toejuichen
    • Juich toe! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toejuichen
    • Juich je toe? 


Gangbaarheid