jeukpiek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- jeuk·piek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jeukpiek | jeukpieken |
verkleinwoord | jeukpiekje | jeukpiekjes |
Zelfstandig naamwoord
- het moment in een periode wanneer men de meeste jeuk heeft
- Grootste jeukpiek door processierups lijkt voorbij.