jeuk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jeuk
enkelvoud meervoud
naamwoord jeuk
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de jeukm

  1. kriebel
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
jeuken

jeuk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jeuken
    • Ik jeuk. 
  2. gebiedende wijs van jeuken
    • Jeuk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jeuken
    • Jeuk je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

jeuk

  1. jeuk; kriebel


Veluws

Zelfstandig naamwoord

jeuk

  1. jeuk; kriebel