introductiecursus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·tro·duc·tie·cur·sus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van introductie zn en cursus zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | introductiecursus | introductiecursussen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de introductiecursus m
- een aantal lessen waarin iemand de beginselen van een bepaald onderwerp leert
- ▸ ... gelukkig zonder Samuel die in zijn eigen huis in Bridgeport zat waar hij vermoedelijk bezig was hun reis naar Hawaï tot in de puntjes voor te bereiden en vast allemaal excursies en activiteiten regelde, zoals een duikcursus voor beginners, een introductiecursus hoelahoela-dansen en ook tafeltjes reserveerde in de beste eetgelegenheden die hij gevonden had ...[1]
- ▸ Teeven zegt tegen de krant dat hij niet lijdzaam thuis wil wachten op een nieuwe baan. Het werk als buschauffeur noemt hij fantastisch. "Ik doe het chauffeurswerk parttime en heb mijn introductiecursus net achter de rug", zegt de bewindsman, die al langere tijd zijn groot rijbewijs heeft en ook als touringcar-chauffeur werkte.[2]
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord introductiecursus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron “Fred Teeven nog steeds bestuurder, maar nu op de bus” (24-11-2017), NOS