introductiecursus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

introductiecursus
Uitspraak
Woordafbreking
  • in·tro·duc·tie·cur·sus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord introductiecursus introductiecursussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de introductiecursusm

  1. een aantal lessen waarin iemand de beginselen van een bepaald onderwerp leert
     ... gelukkig zonder Samuel die in zijn eigen huis in Bridgeport zat waar hij vermoedelijk bezig was hun reis naar Hawaï tot in de puntjes voor te bereiden en vast allemaal excursies en activiteiten regelde, zoals een duikcursus voor beginners, een introductiecursus hoelahoela-dansen en ook tafeltjes reserveerde in de beste eetgelegenheden die hij gevonden had ...[1]
     Teeven zegt tegen de krant dat hij niet lijdzaam thuis wil wachten op een nieuwe baan. Het werk als buschauffeur noemt hij fantastisch. "Ik doe het chauffeurswerk parttime en heb mijn introductiecursus net achter de rug", zegt de bewindsman, die al langere tijd zijn groot rijbewijs heeft en ook als touringcar-chauffeur werkte.[2]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium op Wikipedia, ISBN 9789057598500
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 februari 2022 Weblink bron “Fred Teeven nog steeds bestuurder, maar nu op de bus” (24-11-2017), NOS