intoneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·to·neert

Werkwoord

vervoeging van
intoneren

intoneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van intoneren
    • Jij intoneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van intoneren
    • Hij intoneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van intoneren
    • Intoneert!