internetnieuws

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·net·nieuws
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord internetnieuws
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het internetnieuwso

  1. actualiteiten die worden gepubliceerd op het internet
     Via de e-mail kwam er wekelijks een nieuwsupdate binnen met een verzameling van allerlei internetnieuws. "Dus we bleven een beetje bij. Maar we hebben natuurlijk zelf nog bijna niks meegemaakt van de coronacrisis, alleen in Ushuaia toen we voorraden insloegen. Je maakt je er wel een voorstelling van, maar ik denk dat de praktijk heel anders is."[1]
  1. actualiteit betreffende het internet
     Navraag bij Thieme leert dat haar stelling ondermeer is gebaseerd op een artikel uit 2008 op Webwereld, een website met internetnieuws. Die kopte in 2008: 'Nederland 'kampioen' eigen burgers aftappen'.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2022 Weblink bron
    Petra Steenhoff
    “Na onafgebroken zeereis van 81 dagen je vrouw knuffelen via een 'knuffelscherm'” (Dinsdag 16 juni 2020, 14:07), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2022 Weblink bron
    Door NOS Net-redacteur Bas de Vries
    “Fact check: Nederland kampioen telefoontaps?” (Dinsdag 25 mei 2010, 16:46), NOS