integer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·te·ger
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen integer integerder integerst
verbogen integere integerdere integerste
partitief integers integerders -
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onkreukbaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1873 [1]

Bijvoeglijk naamwoord

integer

  1. waarin men vertrouwen kan hebben
    • Hij is altijd een integere beheerder gebleken. 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
integer integers

Zelfstandig naamwoord

integer

  1. geheel getal