intact
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·tact
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onaangeroerd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | intact | intacter | intactst |
verbogen | intacte | intactere | intactste |
partitief | intacts | intacters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
intact
- in goede staat, onaangetast
Vertalingen
1. in goede staat, onaangetast
Gangbaarheid
- Het woord intact staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "intact" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |