innemend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ne·mend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen innemend innemender innemendst
verbogen innemende innemendere innemendste
partitief innemends innemenders -

Bijvoeglijk naamwoord

innemend

  1. aardig, sympathiek
    • Met een zeer innemende houding wint hij het vertrouwen van zijn klanten. 
  2. aantrekkelijk, behaaglijk, verleidelijk.
    • Hij maakte op een innemende manier kennis met de bijbel. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: innemen
verbogen vorm: innemende

innemend

  1. onvoltooid deelwoord van innemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be