induceert
Uiterlijk
- in·du·ceert
vervoeging van |
---|
induceren |
induceert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van induceren
- Jij induceert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van induceren
- Hij induceert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van induceren
- Induceert!
- Het woord induceert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.