ijsmaan

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·maan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijsmaan ijsmanen
verkleinwoord ijsmaantje ijsmaantjes

Zelfstandig naamwoord

ijsmaan v/m

  1. (astronomie) volle maan in de winterperiode
     Dit weekeinde is het weer zover, dan staat de zogeheten IJsmaan aan de hemel, in deze normaal gesproken koudste en guurste periode van het jaar. Met een beetje geluk wordt de wandeling door het mystieke maanschijnsel verlicht. De IJsmaan staat wel symbool voor een moment van bezinning. De natuur lijkt stil te staan: wat boven de grond uitsteekt - bomen, struiken en sommige vaste planten - is in rust.[1]
     Een voorbeeldje uit de kalender, zondag 9 februari 2020. Volle maan in Leeuw, en ijsmaan zorgt voor vruchtbare grond. Gunstig die dag: planten bemesten, werken met geneeskrachtige kruiden. Niet doen: bijslapen, bomen snoeien of een operatie ondergaan.[2]
  2. (astronomie) maan met een oppervlak dat voornamelijk bestaat uit een bevroren vloeistof
     Over twee weken gaat NASA nog een stap verder. Dan is het de bedoeling dat ruimtesonde Cassini op een afstand van 49 kilometer foto’s gaat maken van de ijsmaan. De onderzoekers hopen dan nóg meer te weten te komen over het bevroren oppervlak van Enceladus.[3]

Gangbaarheid

42 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Lach en een traan” (07 feb. 2020), De Telegraaf
  2. Bronlink Weblink bron “Het maanritme blijkt nog een hele toestand” (12 OKTOBER 2019), Het Parool
  3. Bronlink Weblink bron “NASA maakt close-up kiekjes van ijsmaan Enceladus” (16-10-2015), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be