huslige

Uit WikiWoordenboek


Deens

Woordafbreking

hus·li·ge

Bijvoeglijk naamwoord

huslige, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van huslig

huslige, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van huslig


Noors

Woordafbreking

hus·li·ge

Naar frequentie > 50000

Bijvoeglijk naamwoord

huslige, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van huslig

huslige, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van huslig


Nynorsk

Bijvoeglijk naamwoord

huslige

  1. verouderde spelling of vorm van huslege tot 2012
(verouderd) bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van huslig
(verouderd) bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van huslig
(verouderd) onbepaalde vorm meervoud van de stellende trap van huslig
(verouderd) bepaalde vorm enkelvoud van de overtreffende trap van huslig
(verouderd) bepaalde vorm meervoud van de overtreffende trap van huslig