humaniseren

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hu·ma·ni·se·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

humaniseren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
humaniseren
humaniseerde
gehumaniseerd
zwak -d volledig
  1. iets menselijker maken; iets menselijker maken
     Maar des te belangrijker is het volgens Harambam om te kijken wat je van de ander kan leren. Vraag daarom niet alleen naar de ideeën, maar kijk ook naar de persoon daarachter, adviseert hij. "Je moet iemand weer humaniseren. Je wil diegene zien als iemand met een geschiedenis, gevoelens en ideeën. In situaties van polarisatie zie je vaak die de-humanisering.[2]
Antoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 december 2023 Weblink bron “Ruzie in de familie door coronadenkbeelden, hoe ga je daarmee om?” (Zaterdag 5 september 2020, 09:01), NOS