hulpvraag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hulp·vraag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hulpvraag hulpvragen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hulpvraagv / m

  1. het verzoek om hulp en ondersteuning dat door de hulp- of zorgbehoevende zelf gesteld wordt, dit in tegenstelling tot het zorgaanbod dat door de hulpverleners wordt aangeboden
    • In het artikel Narcostaat compleet: Eén op negen misdaadgroepen aangepakt (Tel. 20/2) wordt aangegeven dat criminelen in Nederland vrij spel hebben, dat er een tekort is aan 2000 rechercheurs en dat politiek Den Haag uitkijkt naar het rapport: Noodkreet Recherche. Havo-scholier Mike Verheul vindt dat Justitie-minister Grapperhaus moet luisteren naar de hulpvraag van de rechercheurs.[1] 
    • De Nederlandse ambassade heeft contact met reisgenoten ter plaatste [sic!] en staat klaar om te helpen als er een hulpvraag komt, aldus een woordvoerster van het ministerie. Verder is ook de alarmcentrale ingeschakeld.[2] 
    • Timmer heeft de literatuur verrijkt met dit aandoenlijke hulpverleningsboek. Ik zal voortaan woorden als ‘hulpvraag’ en ‘plan van aanpak’ niet meer kunnen lezen zonder er meteen achteraan te denken: ‘Ach man, sodemieter op.’[3] 
Antoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 22 februari 2018
  2. de Telegraaf 21 januaari 2018
  3. NRC J. Luis 21 juni 2013
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be