hos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hos

Werkwoord

vervoeging van
hossen

hos

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hossen
    • Ik hos. 
  2. gebiedende wijs van hossen
    • Hos! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hossen
    • Hos je? 


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • hos
Woordherkomst en -opbouw
  • Verwant met til hus (parallelle vorm)
Naar frequentie 250

Voorzetsel

hos

  1. bij (iemand)
  2. (verschil) tussen
    «Enorm prisforskjell hos tannlegene i Norge»
    Enorm prijsverschil tussen de tandartsen in Noorwegen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • hos
Woordherkomst en -opbouw
  • Verwant met til hus (parallelle vorm)

Voorzetsel

hos

  1. bij (iemand)
  2. (verschil) tussen


Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • hos

Voorzetsel

hos

  1. bij (iemand)