heupband
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- heup·band
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van heup zn en band zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heupband | heupbanden |
verkleinwoord | heupbandje | heupbandjes |
Zelfstandig naamwoord
de heupband m
- een band die men om de heup draagt
- In het pashokje bleek ik inderdaad de verkeerde maat te dragen. Maar anders dan ik dacht, moest ik juist een kleinere omvang en een grotere cup hebben. Nu draag ik 70F en het is als toen iemand na een week backpacken mijn heupband eens goed aantrok. Ik loop een stuk fijner rond.[1]
- Haar zomercollectie, geheel uitgevoerd in zwart, wit, grijs en beige, is al net zo elegant. Ook bij haar truien met heupband, rugdecolleté en vleermuismouwen (gecombineerd met soepele rokken tot over de knie) en rechtvallende, brede en hier en daar mouwloze jasjes. Het zag er, in zijn strenge damesachtigheid, vooral eigen en bijna tijdloos uit.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'heupband' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heupband" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Volkskrant Ionica Smeets 27 januari 2018
- ↑ Volkskrant Milou van Rossum 17 oktober 2000
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be