hervormbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·vorm·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hervormbaar hervormbaarder hervormbaarst
verbogen hervormbare hervormbaardere hervormbaarste
partitief hervormbaars hervormbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

hervormbaar

  1. grondig te veranderen (vaak na langdurig hetzelfde gebleven te zijn) maar niet verdwijnen of opgeheven worden
    • Ja, de sovjetmaatschappij werd niet als wezenlijk verschillend gezien van de westerse. Ze was dus, in deze optiek, hervormbaar. Maar dat niet alleen: omdat de mogelijkheid van het einde van de eigen maatschappij niet onder ogen werd gezien, behoorde het einde van de sovjet-maatschappij evenmin tot de overwogen mogelijkheden.[1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. J.L. Heldring NRC 5 november 1993