herenkapsalon

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

herenkapsalon
Uitspraak
Woordafbreking
  • he·ren·kap·sa·lon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord herenkapsalon herenkapsalons
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de herenkapsalonm

  1. kapperszaak voor heren
     Jan Schoolkate (74) kijkt door het raam naar buiten. „In de jaren ’70, toen ik hier kwam wonen, zag de straat er heel anders uit. Toen was het nog een winkelstraat.” Schoolkate noemt dames- en herenkapsalon Ilonka ‘Koppie-Koppie’, in het pand waar nu reisbureau Ilios zit. Met daartegenover Van Gils, een stomerij en iets verderop Ten Keurs, een sigarenzaak. Hij herinnert zich een levensmiddelenzaak op de plek waar nu bloemist De Bloemenhoek zit en café Koekoek aan het eind van de straat.[1]
     LOSSER - Kapper Jan Achterhuis stopt er mee. In zijn herenkapsalon knipt hij zaterdagmorgen voor het laatst. Klokslag 12.00 uur gaat de deur definitief op slot. De 63-jarige Losserse middenstander vindt het ‘mooi geweest’. Aan de winkel zal na de sluiting voorlopig niets veranderen. Zus Hannie van der Weide-Achterhuis (67), die met haar man Hilbert achter de zaak woont en zelf jarenlang knipte en föhnde, heeft niet meer ruimte nodig. Plannen voor het voorste gedeelte zijn er niet. De boel blijft daarom staan zoals het staat. Een stukje nostalgie aan de rand van het dorpscentrum.[2]


Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 9 april 2024 Weblink bron “Bewoners Ootmarsumsestraat Oldenzaal zijn blij met metamorfose” (02-11-2017), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 9 april 2024 Weblink bron “Kapper Jan Achterhuis” (29-07-2011), Tubantia