hearing
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hea·ring
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hoorzitting’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1946 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hearing | hearings |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- een zitting van (meestal) een overheidsinstelling, waarbij verschillende partijen en belanghebbenden hun mening kunnen geven
Gangbaarheid
- Het woord hearing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "hearing" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "hearing" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hearing op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
Werkwoord
hearing
- onvoltooid deelwoord van hear
Zelfstandig naamwoord
hearing
- gerundium van hear
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 61 %
- Prevalentie Vlaanderen 43 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 7
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Werkwoordsvorm in het Engels