havoklas

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·vo·klas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord havoklas havoklassen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de havoklasv

  1. (onderwijs) groep havoleerlingen die samen leskrijgen
     Grote klassen helpen dan niet. "Een havoklas met 32 kinderen, dat is heel moeilijk." Toch blijft ze ook dan proberen de leerlingen zoveel mogelijk op hun individuele niveau aan te spreken. "Wie sneller kan en het niet nodig heeft om naar mijn instructie te luisteren, die gaat vast aan de gang. Een andere groep luistert eerst en een derde groep krijgt nog meer uitleg."[1]
  2. (onderwijs) bepaalde jaargang in het havo-onderwijs


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “'Klas met 32 leerlingen is ook voor een topleraar een uitdaging'” (Zaterdag 8 oktober 2016, 18:38), NOS