handenwringen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·den·wrin·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

handenwringen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
handenwringen


onvolledig
  1. de handen in elkaar geslagen wringen als teken van opperste wanhoop
     Hij bood me kruiperig, handenwringend zijn hulp aan bij het beperken van de overlast.[2]
     Gebruik van deze giftige nachtschadeplant heeft precies dezelfde hallucinaties tot gevolg als die Fekkes en Roessingh beschrijven: gillen, snikken, schreeuwen en handenwringen.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023467014
  3. Bronlink geraadpleegd op 14 maart 2022 Weblink bron
    Marie Verheij
    “Tekst Nijkerkse beroeringen in canon aangepast” (17 juni 2011), Reformatorisch Dagblad