hamburgervinger
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ham·bur·ger·vin·ger
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hamburger zn en vinger zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hamburgervinger | hamburgervingers |
verkleinwoord | hamburgervingertje | hamburgervingertjes |
Zelfstandig naamwoord
de hamburgervinger m
- door het eten van een hamburger vet geworden vinger
- ▸ Met mijn vette hamburgervingers scheurde ik de doos open. Hij zat vol met spullen, die ik thuis online had gekocht bij Bergfreunde, om me te beschermen in de hoge bergen.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'hamburgervinger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers