groeisector

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groei·sec·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groeisector groeisectoren
groeisectors
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de groeisectorm

  1. (economie) snel groeiende economische sector
     Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) zag vorig jaar een banenverlies van zo'n twintigduizend en verwacht voor dit jaar nog eens twintigduizend minder banen in de zorg en welzijnssector. De verwachting is dat de krimp in 2015 aanhoudt. "De banenmotor is in feite stil komen te vallen en van een groeisector is de zorgsector terecht gekomen in een krimpmarkt", zegt Rob Witjes, manager arbeidsinformatie van UWV.[1]
     Het gaat niet alleen om het vermijden van CO2-uitstoot, stelt het consortium. "Zo worden bedrijven rond de sector gezien als een economische groeisector en Nederland heeft met zijn offshore kennis een goede uitgangspositie om de export te vergroten."[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 januari 2024 Weblink bron “Ontslaggolf in de zorg” (Dinsdag 25 februari 2014, 11:56), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 januari 2024 Weblink bron “Kritiek op rapport windenergie” (Maandag 6 oktober 2014, 18:43), NOS