grijp vast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grijp vast
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vastgrijpen

grijp vast

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastgrijpen
    • Ik grijp vast. 
  2. gebiedende wijs van vastgrijpen
    • Grijp vast! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastgrijpen
    • Grijp je vast? 

Werkwoord

vervoeging van
vastgrijpen

grijp vast

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich vastgrijpen
    • Ik grijp me vast. 
  2. gebiedende wijs van zich vastgrijpen
    • Grijp je vast! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich vastgrijpen
    • Grijp je je vast? 


Gangbaarheid