gleene

Uit WikiWoordenboek

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • glee·ne

Bijvoeglijk naamwoord

gleene

  1. bepaald datief enkelvoud stellende trap van glee
    «Ich bin em Grankehaus weil mei gleene Soh am Samschdaag datt in die Welt kumme iss.»
    Ik ben in het ziekenhuis omdat mijn kleine jongen daar op zaterdag ter wereld is gekomen.

Bijvoeglijk naamwoord

gleene

  1. onbepaald datief enkelvoud stellende trap van glee

Bijvoeglijk naamwoord

gleene

  1. meervoud stellende trap van glee